De twee verhalen in deze nieuwsbrief over Elisa Goedemé en Joe English, hebben op het eerste gezicht niets met elkaar te maken. Elk verhaal op zich maakt deel uit van een levenspuzzel, het ene toont hoe Elisa opgroeide in Antwerpen. Het andere hoe Joe zijn studies om kunstschilder te worden na Brugge verder kon zetten in Antwerpen. Is het niet wonderbaar hoe het levenspad van twee jonge mensen elkaar konden kruisen om dan samen een weg te vervolgen in de kunstwereld?
Voor de reconstructie van de jeugdjaren van Elisa Goedemé is het ontbreken van biografische gegevens soms frustrerend. Anderzijds is het een uitdaging om met deze beperking verder te gaan. Een fictief verhaal wensen wij niet te brengen. Wel is het een boeiende onderneming om met weinig materiaal op ontdekkingstocht te gaan naar het leven en werk van die bijzondere vrouw. Wie was zij en hoe kon zij de steun en toeverlaat worden van een echtgenoot die na zijn overlijden een fictief personage zou worden, een icoon van de Vlaamse Beweging?
In 1890 schreef Joris De Bom in de inleiding van zijn zangboek, Vlaamse liederen voor de lagere school:
“Het schoonheidsgevoel helpen ontwikkelen, bij middel van reine poëzie en gemoedelijke muziek, en aldus de kinderen opleiden tot fijner voelen, hun voor later een tintje van hoger geestesleven doen te verkrijgen… is een ideaal.” Deze formulering was typisch voor het opvoedings- en onderwijsklimaat in de jaren 1880-1900 waarin Elisa opgroeide. Kunnen wij ons dit idealisme vandaag nog voorstellen? Onze jongeren doorbreken met hun muziek een tijd van sociaal isolement door de coronapandemie. Hun mentale en emotionele gezondheid mag echt wel een nieuwe prioriteit worden in onze samenleving.