Joe English en Elisa Goedemé

Levensschets van een Brugs kunstenaarsgezin

Van Brugge naar Antwerpen

Reeds in zijn lagere schooljaren bij de Broeders van de Sint-Gregoriusschool in de Violierstraat te Brugge was hij creatief bezig. Na de dagschool volgde hij eerst ‘s avonds en later tijdens de dag zijn opleiding tot kunstschilder aan de Stedelijke Academie. Zijn vader Henry was er leraar Engels aan de Handels- en Nijverheidsafdeling. Directeur was er toen Louis Delacenserie en leraren waren o.a. zijn oom Josephus Dinnewet en Gustaaf Pickery en vooral de Brugse Prerafaëliet Edmond Van Hove. Hij erkende het talent van Joe en schreef op 22 juli 1901 een aanbevelingsbrief aan Juliaan De Vriendt, toen directeur van de Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen. Reeds vanaf september 1901 kon Joe de opleiding tot kunstschilder volgen als hoogstudent-militair. Want om zijn studies te bekostigen liet hij zich naturaliseren van Brit tot Belg. Hierdoor kon hij zijn studie verder zetten tijdens zijn legerdienst van 1 oktober 1902 tot 28 september 1904. Hij kreeg kost en inwoon in de kazerne, een soldij en premie als vrijwilliger. Aan de Academie maakte hij kennis met medestudenten zoals Samuël De Vriendt, zoon van Juliaan (die in 1927 in Brugge kwam wonen), Juliaan Platteau, Eugeen Yoors e.a. die hij tijdens WO I terug zou ontmoeten achter het front. De cultuurgeschiedenis kreeg hij van de Vlaamse dichter en leraar Pol De Mont die toen directeur was van het Museum voor Schone kunsten te Antwerpen.

Joe maakt kennis met Elisa en de Antwerpse kunstwereld

Na zijn legerdienst bleef Joe in het schildersatelier van Juliaan De Vriendt werkzaam en woonde op kamers in de Markgravestraat nr. 7. Daar leerde hij de muzikante Elisa Goedemé kennen. Vader Karel (Rupelmonde1843-Oostende 1928), zijn echtgenote Maria De Bie was enkele jaren terug overleden, woonde met zijn twee dochters Elisa en Henriette op nr.8 rechtover Joe’s atelier. Hij was vele jaren uitbater geweest van het café chantant “De Volksvriend” aan de haven op de Visberg. Karel stond bekend als volkszanger en entertainer. Toen de Scheldekaai werd recht getrokken moest hij met zijn gezin verhuizen en werd ‘facteur in bier’ in de Markgravestraat. Elisa en Henriette kregen een muzikale opleiding aan de Muziekacademie waar Peter Benoit directeur was. Elisa was actief in de Antwerpse muziekwereld als pianiste, zong als koorlid mee in het oratorium “De Schelde”van Peter Benoit en verwierf vooral enige bekendheid als kunstzangeres. Zo werkte zij mee aan een Liederavond in 1910 voor het Davidsfonds, afdeling Merxem, met pianist-componist Jozef Van Hoof die haar begeleidde. Op het programma stonden liederen van Lod. Mortelmans,  Jozef Van Hoof en Paul Gilson.

Joe van zijn kant nam in zijn Antwerpse periode tweemaal deel aan de Romewedstrijd. Hij behaalde de tweede prijs met zijn inzending op het thema: “L’art et la paix qui embellissent la Vie, valent mieux que la gloire brutale de la Guerre”(115×145). Met dit werk werd de 22 jarige kunstenaar door criticus  Jozef Muls ‘de Vlaamse Prerafaëliet’genoemd. In 1907 nam hij nogmaals deel met als wedstrijdopdracht: “Les Victorieux dans les temps primitifs” (118×149). Hij behaalde opnieuw de tweede prijs met een inzending die qua stijl neo-impressionistisch was met een symbolistische inhoud. Hetzelfde jaar 1907 behaalde Joe de Godecharleprijs van de Provincie Brabant met het drieluik “De Mensheid op zoek”(2 x 4m). Met de beurs die hij behaalde bij deze prijs, maakte hij zijn rootsreis naar Ierland. De drie genoemde werken zijn religieus geïnspireerd en roepen een sfeer op van de geopolitieke spanningen in de aanloop naar WO I.

Elisa volgt Joe van Antwerpen naar Brugge

advertentie Huis English

In Antwerpen kreeg Joe niet alleen een hogere professionele opleiding tot kunstschilder. Via het sociale netwerk van Elisa en de familie Goedemé maakte hij er ook kennis met mensen die in de Vlaamse Beweging actief waren en later belangrijke figuren zouden worden zoals Dr. Frans Daels en Mw. Marie E. Belpaire. Door het behalen van de twee Romeprijzen en de eerste prijs in de Godecharle-wedstrijd kreeg Joe ’s werk erkenning. Vooral in de wereld van de Vlaamse hoogstudenten. Door zijn Brugse vriend Alfons De Groeve, die toen West-Vlaams studentenleider was, werd hij vanaf 1907 in Leuven geïntroduceerd. Joe kreeg opdrachten als humoristisch tekenaar voor het Leuvense studententijdschrift “Ons Leven”. Op vraag van Firmin Deprez, redacteur ontwierp hij de nieuwe kaftillustratie voor het collegetijdschrift “De Vlaamsche Vlagge”. Mede daardoor werd hij bekend als de ontwerper van tientallen studentenvlaggen. Het Huis English kon gratis een advertentie plaatsen in het tijdschrift, in ruil voor het tekenwerk van Joe. Henry English‘ goud-borduuratelier begaf zich hiermee op een nieuwe markt: de wereld van de vele studenten- en sociale verenigingen in Vlaanderen die voor WO I opgericht werden.

In deze leeftijdsperiode, Joe was 25 jaar en Elisa reeds 30 geworden, stonden zij voor een levensbelangrijke keuze. Zij trad op als kunstzangeres in het Antwerpse. Kon Joe blijven pendelen tussen Antwerpen–Brugge-Leuven en de vele gemeenten waarvoor het Huis English werkte? Zij wilden graag huwen…maar waar zouden zij dan best wonen? Joe voelde zich als oudste zoon, kostwinner en ontwerper verantwoordelijk voor het familiebedrijf in Brugge. Zou Elisa haar toekomstige echtgenoot volgen, haar ouder wordende vader, haar jongere zus Henriette en de vele Antwerpse vrienden verlaten?

Van Vrede in Brugge naar de Wrede oorlog

Elisa en Joe huwden op 14 juni 1910. Op uitdrukkelijk verzoek van Vader Henry vestigden zij zich in Brugge. Het moet een grote aanpassing gevraagd hebben van Elisa, weg van haar familie en vrienden. Van uit de Antwerpse metropool naar de historische provinciestad Brugge. Gelukkig was er een goede treinverbinding. Zij woonden tijdelijk aan de Verversdijk nr.11, waar hun eerste kindje Lieve in 1913 geboren werd. 

In kerst- en nieuwjaartijd past het om een minder bekend werk van Joe onder de aandacht te brengen. Voor het pas opgerichte tijdschrift “Ons Volk ontwaakt”(1911) illustreerde Joe het “kerstverhaal van Gudulake” door René Vermandere met 7 mooie tekeningen. Tijdens de Kerstnacht komt een verbitterde oude vrouw tot inkeer. Door aan het kansarme gezin de aan haar verschuldigde pacht kwijt te schelden, krijgen zij nieuwe mogelijkheden.

Gudula(ke)

Joe bouwde verder aan zijn loopbaan als kunst- en portretschilder, boekillustrator en ontwerper van vlaggen. Elisa was in Brugge pianolerares, gaf zangrecitals, leidde een dameskoor en was vooral huismoeder en Joe’s steun en toeverlaat. In december 1913 verhuisden zij naar hun eigen nieuw gebouwde woning in de Veldstraat nr. 3 te Sint Michiels, niet zo ver van de Vrijdagmarkt. Het kunstenaarshuis werd gerealiseerd onder de leiding van vriend en architect Huib Hoste. Jammer genoeg zullen zij er niet lang kunnen samen wonen. Want 7 maanden later brak WO I uit. Joe werd gemobiliseerd als reservist !

Gescheiden door het IJzerfront (’14-’18)

Op 1 augustus 1914 werd Joe opgeroepen naar de Antwerpse fortengordel in Brasschaat. Hij werd er tewerkgesteld met het 7deLinie-regiment om het oorlogsgebied rond Antwerpen verdedigings-klaar te maken. Tot het Belgisch leger zich terugtrok op bevel van Koning Albert I. Joe  kwam na 8 oktober doorheen het ‘mystische landschap’ over Beveren-Zelzate-Adegem-Brugge-Oostende en kwam als zieke vluchteling terecht in de legerhospitalen van Calais en St.-Malo. Eind oktober of november schreef Joe de volgende brief:

“Liefste Vader en zusters en broers,   Wat wij arm volk zonder Vaderland afzien is triestig mismoedigend. ‘k Weet niet of ik nog al zou meedoen wat we doorkwamen sinds ons vertrek uit Brugge. ’t Schijnt me als zouden onze leiders blij zijn van ons verlost te zijn.We zijn vier dagen op een boot in zee gebleven zonder bestemming, zonder een woord tot ons gericht, wat van ons ging geworden, zonder slaping zonder eten, zonder drinken. Hoe geluk kig gevoelen we ons hier nu op vasten grond in Frankrijk, het is er geen land van belofte er ontbreekt ons zoveel. Wij mannen van 32 jaar kunnen zoo moeilijk slikken die van alle vrijheid berovende bevelen, die vernederende behandeling onzer overste – De Engelsche officier gedraagt zich niet als maat of de gelijke zijner soldaten, maar behandelt zijne soldaten net als “primes” zielhonden of minderwaardigen – ‘k Verdraag alles gelaten wel wetende dat tegenspraak of opstand maar slechte gevolgen zou hebben. ‘k Zal het wel tot het einde volhouden, ‘k ben immers niet alleen? ‘k Ben nog kloek en gezond. Jammer dat zo weinig goed nieuws tot ons komt, ‘k Begin met veel anderen te geloven in een Duitse zegepraal. En waarom wil men ons maar voort naar ‘t slagveld sturen. Ieder Belgisch soldaat heeft toch recht zijn ...(=onleesbaargewordenzin) …England en Vrankrijk ons land verlossen. Ze moeten toch niet verlangen dat de gansche mannelijke bevolking van België uitgeroeid worde. …/… 

Zijt Ge allen in England geraakt  ‘k wens het vurig, Ge zult er beter varen dan anderen en elders – nu het toch in ons Vlaanderen niet veilig is. Kunt Ge mijn kindje en vrouw helpen och ‘k bid er U om, tracht ze toch bij iemand te krijgen in England, ‘k wil me zelven verzekeren dat Gij het mogelijke doen zult, ‘k wil hopen om het me zelve dragelijk te maken dat Ge allen goed en gezond in ‘t leven zijt …/…             (getekend)       Uwen Joe

Na zijn herstelperiode opteerde hij om terug te komen bij zijn makkers achter het IJzerfront. Zijn vrouw Elisa bleef onbereikbaar te Brugge in het gebied dat streng bezet werd door het Marinekorps Flandern. Joe en Elisa hebben elkaar nooit meer teruggezien.

Lieve, Raf en Elisa ca. 2016

Joe vereeuwigde Elisa in zijn kunst. Onder meer in een liefdevol portret als “de dame met de grote hoed”(1911, OD, 135 x 105), in een melancholische aquarel (1911, 25 x 18), en als kunstzangeres samen met haar vriendin Bertha Van Oye aan de vleugelpiano, in het symbolistische “Hommage aan Peter Benoit” (1912, OD, 70 x 100).

Joe in het College te Veurne. 

Hij werd assistent van dokter Frans Daels en secretaris van principaal Jos Delbaere. Daar hielp hij bij het vervaardigen en verspreiden van de gasmaskers. Hij stelde zijn tekentalent ten dienste van het Secretariaat der Katholieke Vlaamse Hoogstudenten (SKVH), ontwierp sluitzegels, briefhoofden, gedachtenisprentjes voor o.a. de gebroeders Van Raemdonck, Renaat De Rudder en adjudant Smits. Illustreerde het ‘Mis- en Gebedenboek van den Vlaamschen soldaat’, organiseerde schriftelijke tekencursussen en hielp bij kunsttentoonstellingen voor de talentvolle soldaten. Hij ontwierp de Heldenhuldezerkjes en het Grote witte Kruis met AVV-VVK in de IJzervlakte.  Zijn  ‘Onze Lieve Vrouw van de IJzer’werd het icoon van de Vlaamse frontsoldaten. In deze periode signeerde hij veel tekeningen met het Iers-Veurnse klaverblad, ‘the shamrock’, wat soms nodig was wegens de censuur.  Toch werden zijn talenten ook  bij de legerleiding naar waarde geschat. Via Mevr. Belpaire werd hij in oktober 1917 benoemd tot lid van de Artistieke Afdeling van het Belgisch leger. Joe werd een van de portrettisten van de militairen, van het oorlogslandschap en van‘de Mystische  Stad Veurne’.

Joe overlijdt in de nacht van 30 op 31 augustus 1918.  Hij was pas 36 jaar oud geworden. Een fatale blindedarmontsteking was de oorzaak maar ook het te laat overbrengen naar het Veldhospitaal “Océan II” in Vinkem. Hij werd niet levensgevaarlijk gewond in de strijd, dus waarschijnlijk niet als dringend gezien. Maar hij werd wel het slachtoffer van de oorlogsomstandigheden en het gebrek aan zorgen. Joe werd begraven te Steenkerke op 2 september 1918 en in 1932 overgebracht naar Diksmuide bij de IJzertoren. Naast zijn heldenhulde-zerkje staat het grafmonument dat in 1920 geschonken werd door zijn Brugse vrienden. 

Elisa en Joe na WO I

Over het leven van Elisa tijdens de oorlogsjaren is er weinig informatie bekend.

Na de Grote Oorlog werkte Elisa met Samuel De Vriendt, Alfons De Groeve, e.a. mee aan de waardering en het bewaren van Joe’s Kunst. Zij stimuleerde als vrouwelijk lid van het IJzerbedevaartcomité vanaf 1924 de oprichting van de eerste IJzertoren naar het ontwerp van haar echtgenoot. Enkele jaren na WO I overleed Elisa Goedemé in Brugge op 17 juli 1926 en liet 2 weeskinderen na, Lieve en Raf die zijn vader nooit gekend had. Zij werd gerespecteerd door haar tijdgenoten maar verdween in de schemering van de geschiedenis als “de weduwe van Joe English”. Elisa werd begraven onder een Heldenhuldezerkje in 1926 op de stedelijke begraafplaats van Sint-Michiels bij Brugge. Zij verdient een plaats tussen andere Grote Vrouwen in de Vlaamse geschiedenis.

Het graf van Elisa op de begraafplaats van Sint Michiels (© Sam Vanoverschelde)

Als hommage aan Elisa en Joeen de frontsoldaten wordt er een inventaris gemaakt van de Heldenhuldezerkjes in de Brugse regio in het kader van 100 jaar VOS-Vlaamse Vredesvereniging (1919-2019). Personen, families en/of verenigingen die wensen aan dit project mee te werken kunnen contact opnemen met Piet De Baere en Co English  co.english2@gmail.com   

Deze tekst verscheen eerder in het decembernummer 2018 van ‘Brugge, die scone’